Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek (ZVD), 1928-1976 (2006)

1928 - 2006

Inleiding De geschiedenis van de vereniging en lotgevallen van het archief Voor dit overzicht is met name gebruik gemaakt van de tekst van een voordracht over de geschiedenis van de ZVDO, inventaris nummer 290. De citaten in het overzicht zijn ook daaraan ontleend. De Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek gaat terug op een initiatief van twee jonge Zeeuwen in 1928: J.P. Paulusse en J. Westerweel. Zij richtten in mei van dat jaar de vereniging op met het doel meer bekendheid te geven aan het Zeeuwse volksleven en de taal. Dit streven werd op hoogdravende wijze verwoord in een brochure die door het pas gevormde bestuur werd verspreid: De uitdrukking "de taal is gands het volk", bijna geworden tot een gevleugelde uitdrukking, geldt ook voor Zeeland. Waar ons Zeeuwsche volk de eeuwen door bewezen heeft, de kiemen in zich om te dragen van Vrijheids- en Nationaliteitsgevoel; waar wij bij ondervinding weten, dat Zeeland en Holland, staatkundig en economisch één geheel vormen; daar is het dure plicht, die groote verwantschap ook aan te tonen op het gebied van de taal. De vereniging zou verband moeten brengen tussen alle delen van Zeeland: "Wat het water heeft gescheiden zal de taal bijeenvoegen". De 'gevonden schatten' zouden worden gepubliceerd in in een eigen wetenschappelijk orgaan. De vereniging zou een 'Zeeuwsch woordenboek' moeten samenstellen en geschriften over het Zeeuws volksleven uitgeven. Medewerking was verzekerd o.m. door de hoogleraren J. van Ginneken en Th. Baader te Nijmegen en een aantal oudheidkundige verenigingen binnen de provincie. De brochure eindigde even hoogdravend als hij begon: De Zeeuwsche Vereeniging voor Dialect-Onderzoek hoopt, dat eens de tijd zal komen, dat de waas over de Zeeuwsche cultuur en taal zal weggenomen zijn. Maar daarvoor is de medewerking noodig niet van enkele, maar van alle Zeeuwen. Laten wij het devies van ons wapen hoog houden: "LUCTOR ET EMERGO". De brochure had niet dadelijk het gewenste effect. Hoewel de initiatiefnemers beoogden met de taal 'gands het volk' te vatten, gaven zij met deze inzet in hoogdravende taal er van blijk de nuchtere aard van de Zeeuwse bevolking onvoldoende te kennen. De verwachte massale toeloop van leden en donateurs bleef uit en het bestuur kwam door de grootschalige verspreiding van de brochure met een financiële strop te zitten. Gelukkig kon het initiatief worden gered door het toetreden van een aantal bedachtzamer bestuursleden: dr H.C.M. Ghijsen, dr K. Kooiman, dr J. de Hullu en H. Pieters. Dr Ghijsen hield zich al langer bezig met onderzoek van de Zeeuwse dialecten. Zij werkte sinds 1926 mee aan een project van de Nijmeegse hoogleraar J. van Ginneken om tot uitgave van historische dialect-teksten te komen. In 1929 verscheen als eerste publikatie in het kader van dit project Het West-Vlaamsch van de oudste tijden tot heden door J. Jacobs. De door dr Ghijsen verzamelde Zeeuwse teksten zouden in een derde deel verschijnen. Dr J. de Hullu was archivaris bij het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Na zijn vroegtijdige pensionering als gevolg van bezuinigingen hield hij zich vooral bezig met historisch onderzoek van West-Zeeuws-Vlaanderen. H. Pieters was werkzaam bij de Provinciale Bibliotheek. Het vernieuwde bestuur kwam tot de conclusie dat de in mei 1928 opgerichte vereniging niet zonder meer kon worden voortgezet. Het program was te weinig zakelijk-wetenschappelijk geformuleerd om steun te verwerven en ministeriële goedkeuring te verkrijgen. De enige oplossing voor dit probleem was heroprichting van de vereniging. In het winterseizoen 1928/29 werd druk overlegd en gecorrespondeerd door het bestuur en de individuele bestuursleden over een nieuwe opzet en het oplossen van de financiële problemen. In het voorjaar van 1929 was men zo ver gevorderd dat een vergadering voor (her)oprichting van de vereniging kon worden uitgeschreven. De aspirant-leden kwamen op 13 april 1929 bijeen en hechtten hun goedkeuring aan de door het bestuur voorgelegde statuten, die heel wat nuchterder en zakelijker luidden: De vereeniging stelt zich ten doel het bevorderen van de belangstelling in en de bestudering van de Zeeuwse dialecten. Zij streeft dit doel na: a. door te trachten een verbinding tot stand te brengen tusschen personen, belangstellend in dialect en die daarom hetzij metterdaad willen medewerken tot het verzamelen van materiaal en het verstrekken van inlichtingen in zake dialectverschijnselen, hetzij de vereeniging financieel wenschen te steunen; b. door het bijeenbrengen van dialectmateriaal ten behoeve van de samenstelling van een woordenboek der Zeeuwsche dialecten en ten behoeve van de dialectstudie in het algemeen; c. door het bevorderen der uitgave van geschriften, betrekking hebbende op of geschreven in de Zeeuwsche dialecten. De werkzaamheden gingen nu ook dadelijk van start. In juli verscheen de eerste aflevering van het Vereenigingsnieuws met het noodzakelijke voorwerk: een overzicht van de medewerkers die zich tot dan toe hadden aangemeld, een uiteenzetting over de werkwijze en een oproep om materiaal in te zenden. Geheel achteraan bevond zich een bescheiden lijstje met twintig woorden die aan de lezers ter verificatie werden voorgelegd. Dit was het begin van een lange reeks van 147 nummers van het Vereenigingsnieuws en buiten de reeks verzonden nalezingen, die zich uitstrekten over de periode 1929-1964. De centrale figuur in de vereniging werd de 'secretaresse' dr Ghijsen. Zij was het die alle werkzaamheden coördineerde. Met onverdroten ijver stelde zij uit ingezonden verzamelingen de vragenlijsten samen. De ingezonden antwoorden besprak zij met de 'dialectcommissie' waarin onder meer zitting hadden Laurens J. Bol, dr J. de Hullu, dr K. Kooiman en J. Kreune. In cahiers noteerde dr Ghijsen het eindresultaat en bracht dat over op fiches met de lemmata voor het uit te geven woordenboek. De vereniging leidde geen onbekommerd bestaan. De financiën waren een voortdurend probleem. De malaise van de jaren dertig liet zich ook hier voelen. In 1935 was het probleem zo nijpend, dat een verzoek om portvrijdom naar de minister van binnenlandse zaken uitging. Zijne Excellentie toonde wel 'belangstelling en waardering' voor het doel van de vereniging, maar wees het verzoek af aangezien de vereniging nu eenmaal geen openbare dienst was. Een ernstige terugslag kwam met de Tweede Wereldoorlog. Door de mobilisatie liep het aantal inzendingen drastisch terug van 65 tot 45. De toenemende oorlogsdreiging deed het bestuur besluiten maatregelen te nemen ter beveiliging van het verzamelde materiaal. Besloten werd de afgewerkte kopij voor de letters A-F op te bergen in een van de kelders van de Provinciale Bibliotheek die onder toezicht van Provinciale Waterstaat waren beveiligd tegen bombardement. De ervaring na de beschieting en het bombardement op 17 mei 1940 was anders. Het gebouw ging in vlammen op, de traptoren verbrijzelde het middelste keldergewelf en de houten balken en vloeren boven de voor- en achterkelder maakten deze veilig gewaande depots vol kostbare boeken, handschriften en museale voorwerpen tot een gloeiende oven waarin glas smolt en papier verkoolde. Het materiaal voor de letters A-F ging in de eerste kelder geheel verloren, de cahiers in de achterste kelder verkoolden grotendeels en wat overbleef werd daarna door het ingepompte bluswater ernstig aangetast. Dr Ghijsen schetste de stemming in het bestuur in die tijd als: niet verslagen, maar verbeten en vastbesloten om, hoe dan ook, door te gaan. In het huis van dr Ghijsen te Domburg waren de oorspronkelijke vragenlijsten en kladaantekeningen bewaard gebleven zodat daaruit opnieuw overzichtscahiers en fiches konden worden samengesteld. Een kopie van elk artikel werd nu in de safe van het dialectbureau van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam gedeponeerd. Een nieuwe bedreiging was de instelling van de Kulturkammer . De vereniging liep kans tot lidmaatschap te worden verplicht. 'En dat nooit!' schreef dr Ghijsen. In dat geval zou opheffing van de vereniging de enige oplossing zijn geweest. Gelukkig viel het dialectonderzoek als wetenschappelijk werk buiten deze maatregel, zodat het werk door kon gaan. Echter maar voor korte tijd. In augustus 1942 moest dr Ghijsen, als niet economisch gebonden persoon, evacueren uit Zeeland. Hoewel de tweede secretaresse, mw K.J. van de Putte, als onderwijzeres niet geëvacueerd, door bewoning van het huis van dr Ghijsen, de administratieve werkzaamheden kon voortzetten, en dr Ghijsen dank zij een kort verlof in 1943 materiaal kon meenemen, stagneerde het onderzoek doordat het op de wisselende evacuatie-adressen aan de nodige rust en ruimte ontbrak. Daarbij kwam, dat ook heel wat medewerkers waren geëvacueerd, wier adressen op de duur niet waren te achterhalen. Zo kwam het onderzoek met ingang van januari 1944 geheel tot stilstand. Het reeds gedrukte nummer 73 werd ingehouden tot betere tijden. Dr Ghijsen keerde in juli 1945 terug in Domburg en vond haar huis grotendeels door Aagtekerkenaren bewoond, terwijl de suite dienst deed als uitdeelmagazijn voor het Rode Kruis. 'We krijgen', schreef zij naderhand lakoniek, 'op de uitdeelmiddagen genoeg dialect te horen, maar voor het onderzoek is geen tijd of gelegenheid. Ik ben intussen zo gelukkig, dat mijn huis, al is het licht beschadigd en zonder ruiten, nog stáát.' Met de nog enige tijd inwonende mw Van de Putte nam dr Ghijsen in 1947 weer het onderzoek ter hand. Meer dan vóór de oorlog werd de jeugd van middelbare scholen ingeschakeld bij het onderzoek, onder leiding van hun leraren. Het nu gedistribueerde nummer 73 leverde zelfs 72 inzendingen op. Hoewel vele leden ook over de jaren 1944-'47 hun contributie betaalden, was de financiële situatie nijpend. Een stijging van de druk- en papierkosten maakte uitgave van gedrukte lijsten onmogelijk. Het Provinciaal Bestuur bood nu uitkomst. Subsidie was niet mogelijk, maar men was bereid voorlopig de lijsten met een stencilapparaat (cyclostyle) te vermenigvuldigen. De nummers 77 t/m 87 werden op deze wijze vervaardigd en zij vormen dan ook forse stapels papier in de verder zeer compacte reeks van het Verenigingsnieuws. De Korea-oorlog deed de papierprijzen onrustbarend stijgen en de kwaliteit tot beneden de minimumeisen van beschrijfbaarheid dalen. Een persoonlijke oproep aan de firma Van Gelder en Zn bracht hier een oplossing, maar de financiën liepen geheel spaak. Zonder steun van buiten af zou het onderzoek moeten worden stilgelegd. De Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk onderzoek bracht nu redding. Op aanbeveling van prof. dr G.G. Kloeke, dr P.J. Meertens en andere taalkundigen kwam de toezegging tot een jaarlijks subsidie ad ¿ 300,- . Met dit geld en een subsidie in de vorm van een prijsreductie door de fa. Den Boer was het mogelijk de lijsten weer op de gebruikelijke wijze te drukken. Verenigingsnieuws Nr 88 van januari 1952 verscheen in de oude vorm en droeg dan ook het motto 'Heugelijk nieuws'. Na deze moeizame jaren koerste de vereniging onder de steeds bezielende leiding van dr Ghijsen op het einddoel af. In 1959 was het onderzoek gevorderd tot de letter T en in 1964 was het eindelijk zo ver dat het alfabet kon worden afgesloten. Inmiddels waren al afleveringen van het woordenboek verschenen. In 1959 verscheen het eerste deel, in 1961 het tweede deel en in 1964 het derde deel, alsmede het complete woordenboek. Het grote werk werd afgesloten met een plechtige bijeenkomst in de burgerzaal van het stadhuis te Middelburg, waar de inmiddels 80-jarige dr Ghijsen en haar trouwe medewerkers werden gehuldigd. Zoals er in de loop van het onderzoek vele nalezingen noodzakelijk waren, zo bleek het werk ook na 1964 nog niet voltooid. Het woordenboek ging zelf als vragenlijst fungeren en lokte nog heel wat aanvullingen uit. Deze hadden niet een zodanige omvang dat voortzetting van de uitgave van het Vereenigingsnieuws zinvol was - met de voltooiing van het WZD was bovendien het subsidie van ZVO beëindigd - en moest naar een nieuw verenigingsmedium worden omgezien. Dit werd gevonden in het Bulletin van de in 1964 opgerichte Werkgroep Historie en Archeologie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. In 1965 besloot de ZVDO tot een abonnement voor haar leden en werden de vragenlijsten en de beantwoording daarvan voortaan in dit Bulletin opgenomen. In de jaren 1965-1976 is op deze wijze nog veel vruchtbaar onderzoek verricht, onder meer naar kinderversjes, scheldwoorden, de wagenmakerij en tal van afzonderlijke woorden en uitdrukkingen. Tot op hoge leeftijd bleef dr Ghijsen enthousiast het onderzoek leiden, daarbij trouw terzijde gestaan door de 2e secretaresse mw K.J. van de Putte. Een grote tegenslag in haar laatste levensjaar was nog het verloren gaan van de gereedgemaakte kopij over het wagenmakerij-onderzoek. In nummer 22 van het Bulletin meldde zij deze 'Jobstijding' maar wist in de lacune te voorzien met een artikel over de geschiedenis van het dialectonderzoek. Voor Bulletin 23 stelde zij opnieuw de kopij over de wagenmakerij samen. Een ongelukkige val maakte in februari 1976 een einde aan haar werkzaamheid. Zij herstelde niet meer en kwam op 25 maart 1976 op 91-jarige leeftijd te overlijden, betreurd door velen. Voor de ZVDO was haar overlijden een caesuur. Het aantal medewerkers was gestaag teruggelopen en was na het verschijnen van het WZD niet door nieuwe werving aangevuld. Evenmin waren leeggevallen bestuurplaatsen bezet of was er regulier vergaderd. Zo moest de vereniging in 1977 in feite opnieuw worden opgericht. Welbewust is daarom het oudste gedeelte van het archief begrensd tot de periode van het secretariaat van dr Ghijsen. Ook in dit opzicht blijft de geschiedenis van de vereniging nauw met haar persoon verbonden. De ordening van het archief De Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek had van meet af aan een duidelijk doel voor ogen: het samenstellen van een woordenboek van de Zeeuwse dialecten. De andere doelstellingen, bijvoorbeeld het verzamelen van verhalen en gegevens van volkskundige aard, waren in vergelijking daarmee van ondergeschikte betekenis. Het materiaal betreffende de voorbereiding en uitgave van het woordenboek vormt dan ook het hoofdbestanddeel van het archief. De overige onderdelen zijn van geringe omvang en hebben slechts een supplementair karakter. Hoewel geen vroegere ordening aanwezig was heeft de opzet van het project WZD in wezen de ordening bepaald. De in 1929 beraamde werkwijze was als volgt. Aan de leden en correspondenten werd gevraagd zoveel mogelijk lijsten met te onderzoeken woorden in te zenden. Daartoe werden geperforeerde vellen papier beschikbaar gesteld die in afzonderlijke fiches konden worden verdeeld. Dit basismateriaal werd in alfabetische volgorde met behulp van vragenlijsten aan de lezers voorgelegd. Deze gaven dan aan of de betreffende woorden en uitdrukkingen in hun streek bekend waren en deden opgave van varianten en synoniemen. Op basis van de ingezonden lijsten stelde dr Ghijsen cahiers samen waarin de spreiding en bijzonderheden systematisch werden genoteerd. Op basis van de cahiers vervaardigde dr Ghijsen fiches met de tekst voor de lemmata van het woordenboek. Op deze fiches noteerde zij de nummers van de lijsten waaraan de woorden en uitdrukkingen waren ontleend. Deze werkwijze was er op gericht steeds de weg terug naar de oorspronkelijke gegevens te kunnen vinden. Er waren telkens aanvullingen die vergelijking met eerdere antwoorden noodzakelijk maakten. Deze methode stelt ons in staat ook achteraf nog de weg terug te volgen vanuit het WZD naar de vragenlijsten of zelfs naar het ingezonden basismateriaal. Dit is van groot belang voor het gebruik van het archief voor nader wetenschappelijk onderzoek. De indeling van het archief is daarom zoveel mogelijk afgestemd op de oorspronkelijke werkwijze van de vereniging. In een doorlopende reeks kan men dan de gang van basismateriaal tot de uitgave in het WZD volgen. In dit opzicht wijkt de inventaris af van de gebruikelijke indelingen. Met opzet is deze inventaris beperkt tot de periode dat dr Ghijsen secretaresse was van de vereniging. Deze omvat het tijdvak 1929-1964 waarin het WZD tot stand kwam, en de jaren 1964-1976 waarin werd gewerkt aan een supplement. Deze perioden vormen een afgerond geheel; daarna is de vereniging, zoals hiervoor vermeld, nagenoeg opnieuw opgericht en zijn nieuwe werkwijzen en publikatievormen geïntroduceerd. Niet alleen door haar centrale positie, ook door persoonlijke activiteiten heeft dr Ghijsen een duidelijk stempel gedrukt op het onderzoek van de Zeeuwse dialecten. In de loop van de jaren hield zij vele voordrachten en publiceerde zij tal van artikelen. Ook daarvan vindt men de schriftelijke neerslag in het archief van de vereniging. Dit materiaal is in het laatste gedeelte van de inventaris opgenomen. De lezingen en artikelen hebben een rechtstreeks verband met het onderzoek in het kader van de vereniging. Dit geldt niet voor het project tot het opsporen van oude Zeeuwse woorden in historische teksten. Dr Ghijsen nam deel aan dit project nog vóór de oprichting van de vereniging. Dit materiaal is dan ook geheel aan het einde van de inventaris beschreven als een toegevoegd bestanddeel. Als zodanig is ook opgenomen het archief van de Dialectcommissie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Deze commissie werd ingesteld in 1964 in het kader van vorming van studiecommissies waartoe bij de reorganisatie van genoemd Genootschap in 1960 was besloten. Het materiaal is onderdeel van het oud-archief van genoemd Genootschap, maar is in onderling overleg bij het archief van de Vereeniging gedeponeerd. Recensies, boekbesprekingen en kranteberichten zijn ondergebracht in de rubriek 'documentatie'. Hierin zijn ook de bij de vereniging ingezonden publikaties beschreven. De titelbeschrijvingen van deze publikaties werden verzorgd door mevr. A.Q. van Boven en zijn opgenomen in een bijlage. Ondanks alle omzwervingen is het archief van de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek vrijwel compleet bewaard gebleven. Het is daardoor een waardevolle cultuurhistorische bron. Het bevat de neerslag van dialect, kennis, opvattingen, gebruiken en werkwijzen van een voorbijgegane generatie en is daardoor een document van mens en samenleving in het Zeeuws Deltagebied van het einde van de negentiende tot het midden van de twintigste eeuw. Moge deze inventaris bijdragen tot een vruchtbaar gebruik van dit maatschappelijk document! Bronverwijzing Bij bronverwijzing naar het archief van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek, berustend in het Rijksarchief in Zeeland, zou bij voorkeur de volgende afkorting gebruikt moeten worden: R.A.Z., Zeeuwsche Ver. Dialectond., inv. nr(s)...

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 274
Trefwoorden
  • Kunst, Cultuur en Erfgoedbeheer
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards