Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Waterschap voor uitwatering door de Sluis in de Piet, 1875-1959

1875 - 1959

Inleiding In verband met de indijking van de schorren en slikken in de Schenge in 1874 moest er een nieuwe mogelijkheid gezocht worden voor de lozing van het waterbezwaar van de polders en waterschappen, die op het in te dijken gedeelte van de Schenge sueerden. Bij het besluit van Gedeputeerde Staten van 19 september 1873 nr. 14 werd een regeling getroffen voor de doortocht van het water. Bij Koninklijk Besluit van 29 december 1874 nr. 60 werd het bijzonder reglement van het waterschap voor de uitwatering door de Sluis in de Piet vastgesteld, dat op 1 mei 1875 in werking trad. Het waterschap ontleende zijn naam aan de geul waaraan de uitwateringssluis werd gebouwd n.l. "de Piet". Het waterschap had in 1958 een belastbare oppervlakte van 5670 ha. De aangesloten polders en waterschappen waren: Broeder en Zuster, Nieuwe-Kraaijert, Nieuw-Sabbinge, Noord-Kraaijert, Oost, Oude-Kraaijert, Schenge, Westerland, Westkerke, West-Kraaijert, Ankevere en 's-Heer-Arendskerke en de waterschappen Heinkenszand en St. Pieter. De laatste vier polders en waterschappen vormden sedert 1 mei 1880 het waterschap 's-Heer-Arendskerke. In 1953 sloot de De Perponcherpolder zich bij het waterschap aan. In 1956 verzocht het waterschap 's-Heer-Arendskerke de belastbare oppervlakte van het waterschap met 26 ha te verminderen, omdat de Nieuw-Landeke- en Pieterspolder sueerden via het waterschap de Buitenpolders van Nisse. In 1959 werd het bijzonder reglement van het waterschap in deze zin gewijzigd, ofschoon het waterschap reeds was opgeheven. De taak van het waterschap was het bestuur en onderhoud van: a. De waterleidingen in de Schengepolder welke dienen tot afvoer van het water van de aangesloten polders en waterschappen. b. De duikers en heulen in die waterleidingen, c. De suatiesluis en buitengeul. d. De los- en laadplaats en andere werken ten dienste van de scheepvaart voor de sluis. e. De sluiswachterswoning. f. De werken ten dienste van de gemeenschappelijke uitwatering. Het beheer werd uitgeoefend door het dagelijks bestuur en de algemene vergadering van afgevaardigden. De polders en waterschappen met minder dan 500 ha benoemden ieder één, het waterschap 's-Heer-Arendskerke drie en de andere twee afgevaardigden. De dijkgraaf van de Schengepolder was tot 1946 van rechtswege lid van het dagelijks bestuur. De kosten van het waterschap werden krachtens het Koninklijk Besluit van 17 november 1873 nr. 171 de Ministeriële beschikking van 22 november 1873 nr. 190 en het besluit van Gedeputeerde Staten tot regeling van het recht van doortocht van 19 september 1873 als volgt gedragen: die genoemd onder de letters a, b, c en f werden voor de helft door de Schengepolder en de andere helft door de overige polders en waterschappen gedragen, die genoemd onder d en e door de Schengepolder. De kosten van het beheer kwamen voor rekening van het gehele waterschap, de jaarwedde van de sluiswachter echter ten laste van de Schengepolder. Reeds spoedig na de indijking van de Schengepolder werd de suatiegeul ondieper en kreeg men te kampen met wateroverlast. Er werden verschillende plannen beraamd om tot verbetering van de uitwatering te komen, zoals het graven van een nieuwe buitengeul en het opvijzelen van het water door middel van windmolens. De plannen werden niet uitgevoerd ten gevolge van de bestaande kostenverdeling. De Schengepolder met ca. 1/10 van de oppervlakte van het waterschap betaalde de helft van de kosten van de suatie. In 1913 stelde men een hulpstoomgemaal bij de sluis in werking. Over de kostenverdeling ontstond toen een geschil tussen de Schengepolder en de overige polders, dat door de Kroon ten gunste van de Schengepolder beslist werd. In 1915 ging men over tot een nieuwe kostenverdeling met terugwerkende kracht. De kosten van het onderhoud en beheer werden nu omgeslagen over alle polders en het waterschap naar mate van hun grootte. De jaarwedde van de sluiswachter en de kosten van de sluiswachterswoning en de los- en laadplaats en andere werken ten dienste van de scheepvaart bleven ten laste van de Schengepolder. In 1918 stelde het waterschap een motor- en stoomgemaal in dienst, dat het water uitslaat op een kleine boezem tussen de sluis en het gemaal, vanwaar het via de sluis geloosd kan worden. De polder werd opgeheven en opgenomen in het per 1 januari 1959 nieuw gevormde waterschap De brede watering van Zuid-Beveland. Toch loopt het archief nog verder, doordat het dagelijks bestuur de lopende zaken in 1959 afhandelde. Enige ingekomen stukken die voor 1875 zijn gedateerd, zijn door het dagelijks bestuur van de bedijkers overgenomen. De stukken werden tot en met 1 mei 1913 beschouwd als bijlagen van de agenda's. De agendanummers werden in rode inkt op de stukken aangebracht. Hierna werden de stukken in hoofdzaak als bijlagen van de notulen van de vergaderingen van ingelanden beschouwd. Bij de inventarisatie zijn uit deze bijlagen stukken afgesplitst, zoals rekeningen, begrotingen en kohieren en tot series gevormd. Literatuur Provinciale almanak 1958.

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 3160
Trefwoorden
  • Verkeer en Waterstaat
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards