Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Archief van de Westwouderpolder

1861 - 1979

Bereik en inhoud Oorspronkelijke inleidingen en bijlagen Polderbestuur in de banne Akersloot tot het midden van de 19e eeuw In Kennemerland lag het recht van keur en schouw over de waterstaatswerken en de wegen vanouds bij de plaatselijke schout en schepenen. Zij traden dus op als dijkgraaf en heemraden in hun rechtsgebied of banne. Het in 1456 door Filips de Goede bekrachtigde en uitgebreide Kennemerrecht bevestigde nog eens nadrukkelijk dat: "...onsen schout ende Schepenen, van onsen dorpen van Kennemer- landt ende Kennemer-gevolgh, mitten genen die zij daer toe nemen zullen, ende anders niemant, keuren ende schouwen sullen moghen, elck in zijnen Ban, alle Sluysen, Sluys-tochten, Wateringen, Dijcken, Dammen, Innewegen ende Uytwegen...gelijck dat van oudts gewoon- lijck is...". .. W.G. Lams, Het groot previlegie en hantvest boeck van Kennemerlandt en Kennemer-gevolgh (Amsterdam 1664) p. 60, vgl. met G. de Vries Az., Het dijks- en molenbestuur in Holland's Noorderkwartier onder de grafelijke regeering en gedurende de Republiek (Amsterdam 1876) p. 16. In de loop van de "16e" eeuw kwam hier in zoverre verandering in dat het in vele polders tot de vorming van eigen polderbesturen kwam. De aanzet hiertoe was vaak de bouw van een watermolen. Voor een dergelijke werk was samenwerking van de belanghebbende grondeigenaren of ingelanden nodig. Men moest immers gezamenlijk de middelen opbrengen om het werk te bekostigen. Stond de molen er eenmaal, dan zat men met onderhoud en reparatie. Om al deze zaken te regelen en de kosten over de landerijen om te slaan wezen de ingelanden enige molen- of poldermeesters aan. .. C. Streefkerk,`Oosterzij en Westerzij. De waterschappen' in: idem e.a., red. Heiloo voor en na Willibrord. Opstellen over de geschiedenis van Heiloo (Heiloo 1995) pp. 66, 67. Van de zeven polders in de banne Akersloot -de Klaas Hoorn-, Kijf-, Hem-, Binnengeester-, Koger-, Westwouder- en Zwartedijkspolder- beschikte in ieder geval het laatstgenoemde poldertje al in het eerste kwart van de "17e" eeuw over een bestuur bestaande uit enkele molenmeesters. .. OA Akersloot nr. 162, 27-10-1625 (nr. 1). In de loop van de "18e" eeuw blijkt er in alle genoemde polders een dergelijk bestuur aanwezig te zijn. Dan ook staan de bronnen ons toe iets te zeggen over de relatie tussen de molen- of poldermeesters en het college van schout en schepenen van Akersloot. In ieder geval in de Westwouderpolder blijken schout en schepenen samen met de poldermeesters de keuren vast te stellen. Hetzelfde ging het in deze polder met de schouw. De financiën waren overal in handen van een penningmeester die jaarlijks ten overstaan van de schout en schepenen in bijzijn van de poldermeesters en ingelanden rekening en verantwoording aflegde. Bij deze gelegenheid werd meteen de hoogte van de omslag voor het komende jaar vastgesteld. .. Ibidem nr. 162, verspreide stukken; nrs. 163a, 165, 167a-169b. In 1765 stelden schout en schepenen voor de Klaas Hoorn-, Kijf-, Hem- en Westwouderpolder een speciaal "Reglement wegens de directie en beheeringe" vast. .. Ibidem nr. 162, reglement van 1765 (nr. 15). In dit reglement werd het bestuur en beheer gedetailleerd geregeld. Artikel 1 bepaalde dat de oppermacht bij de schout en schepenen, als dijkgraaf en heemraden, lag. Om beter toezicht te kunnen houden wezen zij in ieder polder twee poldermeesters aan waarvan er ieder jaar één aftrad. Schout en schepenen benoemden verder penningmeesters die de financiële administratie moesten bijhouden. De poldermeesters dienden volgens het reglement ieder jaar in maart een begroting in te leveren van de uit te voeren werken in hun polder. Deze begroting werd door schout en schepenen vastgesteld waarna openbare aanbesteding door de schout als dijkgraaf volgde. Mochten er in de loop van het jaar onverwachte reparaties nodig zijn, dan moesten die zodra zij meer dan 10,- bedroegen eerst aan schout en schepenen worden voorgelegd. De taak van de poldermeesters was dus beperkt tot het simpele beheer van alledag. Hoewel de Koger-, Binnengeester- en Zwartedijkspolder niet in het reglement waren begrepen, is de gang van zaken daar in grote lijn toch dezelfde geweest. De val van de oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1795 en de daarop gevolgde Bataafse revolutie bracht geen verandering in de zojuist geschetste gang van zaken. Het gemeentebestuur bleef, als opvolger van het college van schout en schepenen, als dijkgraaf en heemraden functioneren. De verhoudingen werden in 1823 nog eens overduidelijk vastgesteld. Het gemeentebestuur bepaalde toen als polderbestuur dat: "...even gelijk zedert onheugelijke jaren, de superintendentie over de polders, onder de jurisdictie der gemeente gelegen aan het ge- meentebestuur is gedemandeerd geweest, en de schout en secretaris ten allen tijde tevens dijkgraaf en secretaris, en de verdere leden de functiën van heemraden hebben uitgeoeffend zulks alzoo zal stand houden en op de gewone voet zal blijven bestaan". .. Ibidem nr. 165, 17-12-1823. Pas na het midden van de vorige eeuw kwam er verandering in de oude bestuurlijke organisatie. In 1854 kondigde het Provinciaal Bestuur een Algemeen reglement van bestuur voor de waterschappen in Noord-Holland af. Daarna werd het ene waterschap na het andere van een eigen Bijzonder bestuursreglement voorzien. In Akersloot was de Kogerpolder in 1860 het eerste aan de beurt. In 1865 volgden de Hempolder en de meteen verenigde Klaas Hoorn- en Kijfpolder. Nog eens vijf jaar later voorzagen Gedeputeerde Staten de Binnengeester- en Zwartedijkspolder van een Bijzonder reglement van bestuur. De Westwouderpolder sloot in 1871 de rij. .. Zie achtereenvolgens Provinciaal Blad 1860 nr. 100; 1865 nrs. 51 en 52; 1870 nrs. 55 en 56; 1871 nr. 54. Hiermee waren dan alle polders in de gemeente Akersloot zelfstandige waterschappen geworden en was de rol van het gemeentebestuur uitgespeeld. De Westwouderpolder: een historisch overzicht Het oude land dat later bekend werd als de West- en Oostwouderpolder is op de bekende kaart van Beeldsnijder van Holland uit 1575 duidelijk te onderscheiden. We vinden het ingeklemd tussen het Lange- of Alkmaardermeer en de Starnmeer. Aanwijzingen die duiden op omdijking, bemaling of bewoning zijn niet op Beeldsnijders kaart te vinden. Latere kaarten laten wel bebouwing zien. De "Kaerte van de Starmeer" van J.J. Backer uit 1635 noemt drie woonkernen, namelijk De Woude (ook wel Akersloterwoude of Woudhuizen), Stierop en Barberhuizen. .. Backer, Kaerte van de Starnmeer, 1635, atlas Regionaal Archief. Ook op deze kaart ontbreken echter nog aanwijzingen die duiden op een omkading of de aanwezigheid van watermolens. Het eiland waarop De Woude, Stierop en Barberhuizen waren gelegen werd bij de droogmaking van de Starnmeer in twee helften gesplitst. Volgens het in 1632 tussen de bedijkers en het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland gesloten akkoord moesten de eerstgenoemden namelijk uit de ringsloot van de Schermer een vaart naar Knollendam bij de ingang tot de Zaan graven. Dit tracé liep dwars door het eiland heen. Het plan stuitte natuurlijk op verzet van het dorpsbestuur van Akersloot. In 1639 deden de Gecommitteerde Raden uitspraak in het geschil. Zij bepaalden onder andere dat de bedijkers aan weerszijden van de nieuwe vaart een kade moesten leggen. Om de landeigenaren gelegenheid te geven hun landerijen te bereiken dienden zij verder in beide kaden een schutsluisje te bouwen. Het graven van de vaart en de bouw van de sluisjes vond in de jaren 1641-1642 plaats. .. H.S. Danner, De Starnmeer en Kamerhop. Een beknopte geschiedenis van een 17e eeuwse droogmakerij (z.p., z.j.) pp. 6, 7, 25-27, 39; D. Aten, `Als het gewelt comt...". Politiek en economie in Holland benoorden het IJ, 1500-1800 (Hilversum 1995) pp. 82-84; OA Akersloot nr. 162, uitspraak Gecommitteerde Raden, 21-4-1639 (nr. 3); archief Starnmeer en Kamerhop nrs. 241-243, 282-284. Dat er sluizen moesten worden gelegd in de nieuwe kaden vormt een duidelijke aanwijzing dat het eiland door een ringkade was omgeven en toen in ieder geval tot een polder was omgevormd. In 1680 tekende J.J. Dou de Westwouderpolder, compleet met kade en een watermolen bij De Woude, in op zijn kaart van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen. Vijf jaar later, in 1685, zien we voor het eerst de bestuurders of molenmeesters van de Westwouderpolder in actie. In dat jaar sloten deze molenmeesters samen met de inwoners van De Woude een overeenkomst met de bewoners van Stierop over het onderhoud van een slootje dat aldaar achter de huizen langs liep. .. OA Akersloot nr. 162, akkoord van 11 mei 1685 (nr. 7). Pas in de loop van de "18e" eeuw komt er meer informatie ter beschikking over de gang van zaken in de polder. In de jaren veertig blijken de dijken er uitermate slecht bij te liggen. In 1742 waren de regenten van Akersloot, als dijkgraaf en heemraden, genoodzaakt zich tot de Staten van Holland te wenden om steun voor onder andere de Westwouderpolder. Men was in de polder absoluut niet meer in staat het geld voor goed dijkonderhoud op te brengen. .. De slechte situatie in de landbouw zal zeker debet zijn geweest aan het onvermogen van de ingelanden, zie A.M. van der Woude, Het Noorderkwartier. Een regionaal historisch onderzoek in de demografische en economische geschiedenis van westelijk Nederland van de late middeleeuwen tot het begin van de negentiende eeuw (Wageningen 1972) pp. 593-601. De regenten berichtten de Staten dat er op de landerijen in normale tijden 16:15:- per morgen aan allerlei lasten drukten. De huurwaarde van het land bedroeg echter slechts 16:-:-. Tot overmaat van ramp waren in 1741 op diverse plaatsen de dijken doorgebroken en weggespoeld. De poldertjes rond het Alkmaardermeer -inclusief de Westwouderpolder- dreigden aan wind en water overgelaten te worden. De bestuurders van Akersloot verzochten de Staten daarom om vrijstelling van de verponding, de belasting op onroerend goed, voor een termijn van twaalf jaar. De Staten gingen op 7 juli 1742 op dit verzoek in. .. OA Akersloot nrs. 99; nr. 162, rekest van 1742 (nr. 14). Twintig jaar later moesten de Staten de poldertjes opnieuw bijspringen. Op 4 maart 1763 werd er weer een tegemoetkoming in de verponding verstrekt, nu ter hoogte van 1192:17:8 per jaar voor een tijdvak van tien jaar. Deze som moest samen met de omslag in dijkherstel worden geïnvesteerd. De uitvoering van deze bepaling liet echter op zich wachten. Tenslotte greep de stad Alkmaar, eigenaar van de ambachtsheerlijkheid van Akersloot, in. De magistraat liet een rapport opstellen. De dijken bleken inderdaad in zeer slechte staat te verkeren. De Akersloter regenten vertoonden evenwel weinig animo om de verleende belastingvrijstelling echt te innen en in dijkherstel te steken. Zij bezaten ook niet de expertise om de zaken goed te regelen. De rapporteur raadde onder andere de opstelling van een reglement ter regeling van het bestuur en de financiën van de poldertjes aan om uit de problemen te komen. Dit advies mondde uit in het hiervoor besproken "Reglement wegens de directie en beheeringe" van januari 1765. .. Stadsarchief Alkmaar voor 1815 nr. 2340. In verband met de moeilijke financiële situatie lieten de regenten van Akersloot in augustus 1765 een speciale "Rekening van de geabbandonneerde Landen" in de Westwouderpolder opstellen. Bij abandonneren of spasteken gaat het om het afstand doen van landerijen wanneer men de bijbehorende financiële verplichtingen niet meer aankon. De rekening toont aan dat deze praktijk in de Westwouderpolder wijd verbreid was. Op de verlaten landerijen drukte een schuld van iets meer dan 18.000,-. Het spagestoken land was door de overheid verhuurd en in enkele gevallen verkocht. Na aftrek van deze inkomsten bleef er in augustus 1765 nog altijd een tekort van bijna 8500,- over. .. OA Akersloot nr. 166. Vanaf 1763 beschikken we over de jaarlijks door de schout en schepenen van Akersloot afgehoorde rekeningen van de Westwouderpolder. .. Ibidem nr. 165. Uit deze rekeningen blijkt dat ook na 1765 de dijken voortdurend om zorg en aandacht bleven vragen. Ieder jaar werden er bij scheepsladingen tegelijk puin, steen en oude dakpannen ingekocht om de dijk te verstevigen. Een lastig probleem bij het onderhoud was dat de polder geen eigenaar van de dijk was. Hij behoorde grotendeels toe aan de bezitters van de aangrenzende landerijen. In 1828 nam de polder de dijk van de bedoelde personen over. Alleen enkele stukjes voor de huizen van Stierop bleven in particulier bezit. .. Ibidem nr. 165, 1828. In september 1870 begonnen Gedeputeerde Staten met de voorbereiding van de reglementering van de Westwouderpolder. Burgemeester en wethouders werden in verband hiermee om het verstrekken van informatie verzocht. In mei 1871 berichtten b. en w. dat het reglement volgens voorschrift een maand ter inzage van de ingelanden had gelegen. Bezwaren waren niet binnengekomen. Het reglement werd vervolgens in augustus 1871 afgekondigd. .. GA Akersloot nr. 81, 24-9-1870; nr. 82, 2-5-1871, zie ook 9-6-1871; Provin-ciaal Blad 1871 nr. 54; archief Westwouderpolder nr. 4. Dit reglement stelde een bestuur bestaande uit een dijkgraaf, twee heemraden en vier hoofdingelanden over de polder. De hoofdingelanden werden door de stemgerechtigde ingelanden gekozen. Ieder jaar trad er één af. Zij kozen op hun beurt weer de dijkgraaf en de twee heemraden waarvan er ook reglementair ieder jaar één zijn zetel opgaf. Het nieuwe bestuur kwam eind 1870 of begin 1871 in functie. .. OA Akersloot nr. 82, 25-3-1872. Er staat ons tot in de jaren dertig van deze eeuw maar weinig informatie ter beschikking over de geschiedenis van de polder zoals die met de reglementering van 1871 gestalte kreeg. In ieder geval werd er in 1879 een 12 pk sterk stoomvijzelgemaaltje gebouwd bij de molen. Deze molen ging op 6 juli 1882 in vlammen op. De brandspuit van Marken-Binnen wist gelukkig het naastgelegen gemaal te redden. Het stoomgemaal werd in 1923 vervangen door een horizontale schroefpomp aangedreven door een "Crossley" dieselmotor. Deze installatie hield het vol tot 11 december 1962. Toen barstte de cilinderkop. Om de kosten van een dure noodbemaling uit te sparen liet het bestuur door het plaatselijke aannemersbedrijf A. Groot en Zoon een Ford industriedieselmotor achter de kapotte "Crossley" zetten. De oplossing voldeed zo goed dat men besloot de Ford dieselmotor aan te kopen en definitief te plaatsen. .. Alkmaarsche Courant 6 en 7-7-1882; G. de Vries Az., De zeeweringen en waterschappen van Noord-Holland , "2e" druk, bew. door J.W.M. Schörer (Haarlem 1894) p. 434; ibidem, "3e" druk, bew. door D. Kooiman (Alphen aan den Rijn 1936) p. 510; archief Westwouderpolder nr. 2, 20-12-1962; nr. 35; nr. 36. De cilinderkop was in 1954 al eens eerder gescheurd, maar kon toen nog worden gerepareerd (archief Westwouderpolder nr. 2, 22-10-1954). Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam de polder tot twee keer toe blank te staan. Hij maakte onderdeel uit van de voorgenomen inundaties in de Vesting Holland en werd in de meidagen van 1940 onder water gezet. Op 15 mei werd een begin gemaakt met het uitmalen van het inundatiewater. De bemaling was tijdens de oorlogsjaren overigens wegens de schaarste van dieselolie een moeilijke zaak. In 1942 liet het bestuur daarom een elektrisch hulpgemaaltje plaatsen. In de loop van 1944 werd de Westwouderpolder op last van de bezetter opnieuw geïnundeerd. Hij stond nu ettelijke maanden blank. Na de Duitse capitulatie in mei 1945 werd direct een begin gemaakt met het weer in cultuur brengen van de polder. Die lag er toen slecht bij. Sloten en greppels waren dichtgeslibd en de bruggen en de dijk flink beschadigd. Er volgde een jarenlange correspondentie met het Bureau Financiering Wederopbouw van het Ministerie van Financiën om deze schades vergoed te krijgen. .. Archief Westwouderpolder nr. 1, 28-10-1942, 23-5-1945; nr. 19, 1942; nr. 39. Een constant zorgenkind in de naoorlogse jaren was het pontje bij De Woude. Dit pontje, de enige verbinding voor auto- en wagenverkeer met de vaste wal, viel onder het beheer van de polder. In 1949 was het pontje totaal versleten en in feite onbruikbaar. Gelukkig bleek de gemeente Akersloot op bepaalde voorwaarden bereid tot een eenmalige bijdrage van 2.000,-. Het polderbestuur bestelde daarna bij P. Bieze Jzn. te Zwartsluis voor 3.625,- een nieuw pontje. Het onderhoud van dit nieuwe pontje bleef een zware last voor de polder. In het najaar van 1975 zonk het pontje zelfs toen het voor groot onderhoud werd versleept naar de scheepswerf van Van de Beldt in West-Graftdijk. .. Ibidem nr. 1, 17-12-1948, 25-4, 21-10, 16-12-1949, 20-10-1950; nr. 2, 11-12-1975; nr. 41. De bediening van het veer stelde de polder ook voor problemen. In 1956 werd getracht de bediening van het gemeentelijke veerschuitje te combineren met de pont. Dit mislukte echter en de pont bleef zelfbediening. Dit leidde in 1964 tot moeilijkheden met de politie nadat een toerist na gebruik van de pont de kabel niet had laten vieren en er een schip tegenaan was gevaren. De politie eiste naar aanleiding van dit incident dat er een vaste bediening kwam. Daar was echter geen geld voor. Tenslotte werd er een oplossing gevonden in de persoon van P. Betjes. Deze bewoonde een woonboot die aan een speciaal daarvoor door de polder gebouwde loopsteiger afgemeerd lag. Betjes bleef tot 1969 in functie. Daarna nam pontbaas Helder zijn werk over. .. Ibidem nr. 2, 22-7-1964, 27-10 en 16-9-1965; nr. 9; nr. 41. De laatste jaren van het bestaan van de polder stonden in het teken van het snel groeiende watertoerisme op en rond het Alkmaardermeer. Deze ontwikkeling was voor een heemraad aanleiding in september 1976 in een bestuursvergadering te zinspelen op de aanleg van een tunnel naar De Woude. Bij het dorpje moest verder een groot parkeerterrein komen met wegen naar de dijk en naar de aan de noordzijde geprojecteerde jachthaven. Dit rigoureuze ontsluitingsplan vond echter maar weinig bijval. .. Ibidem nr. 2, 27-9-1976. In september 1976 was de opheffing van de Westwouderpolder als zelfstandig waterschap overigens nog slechts een kwestie van maanden. De polder ging per één januari 1977 samen met enkele tientallen andere waterschappen in de streek tussen Beverwijk, de Zaan en Petten op in het nieuwe Waterschap Het Lange Rond. .. Ibidem nr. 6. Archief en inventarisatie Het hiervoor genoemde "Reglement wegens de directie en beheeringe" van 1765 stelde ook regels betreffende de archiefzorg. Artikel 14 van dit reglement bepaalde namelijk: "De papieren tot de polders zaken gehoorende, en copie van de jaarlijkse rekening, sullen in een kiste met twee sloten op het dorps huijs bewaart worden en de eene sleutel sal zijn onder de bewaaringe van den dijkgraav en de ander onder de bewaa- ringe van de penningmeester". .. OA Akersloot nr. 162, reglement van 1765 (nr. 15). De polderarchieven kwamen dus onder schout en schepenen als dijkgraaf en heemraden te berusten in het raadhuisje van Akersloot. Zij zijn nu opgenomen in het oud-archief van de gemeente. .. Zie OA Akersloot nrs. 161-171a. Belangstellenden naar de geschiedenis van de polders in de omgeving van Akersloot -inclusief de Westwouderpolder- worden verder nadrukkelijk verwezen naar de notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad uit de eerste helft van de "19e" eeuw. In deze notulen komen regelmatig polderzaken aan de orde. .. GA Akersloot nrs. 1-5. Het gemeentebestuur was in Akersloot nu eenmaal óók polderbestuur. Het archief van de Westwouderpolder zoals die met het reglement van 1871 gestalte kreeg is helaas slecht bewaard gebleven. Tot diep in de jaren dertig van deze eeuw rest ons zo goed als niets. De wel behouden archivalia kwamen na de opheffing via Het Lange Rond naar het voormalige gemeente-archief Alkmaar. Gemeente-archivaris W.A. Fasel stelde medio 1980 een magazijnlijst op. .. W.A. Fasel, Magazijnlijst Westwouderpolder (z.j., z.p.). Deze lijst vormde het uitgangspunt voor de voorliggende definitieve inventarisatie. Tijdens de werkzaamheden werd het archief meteen geschoond aan de hand van de vigerende vernietigingslijsten. .. Het betreft de Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden uit de archieven van waterschappen dagtekenende van ná 1850, bij beschikking van de Minister van W.V.C. geldig verklaard voor bescheiden tot en met 1935, en de Lijst van voor vernietiging/bewaring in aanmerking komende archiefbescheiden van waterschappen van na 1935. De lengte van het archief kon hierdoor met 8 cm tot 40 cm worden teruggebracht. Het archief is openbaar, met uitzondering van enkele stukken waarvoor een openbaarheidsbeperking van 75 jaar geldt.

Collectie
  • Archieven Alkmaar
Type
  • Archief
Identificatienummer van Regionaal Archief Alkmaar
  • 7d77d32b5a5e340ebf4579197d6ccaee
Trefwoorden
  • Waterschappen & Polders
  • polders
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards